CIDI: geen partner in de strijd tegen discriminatie
Het CIDI is bij de meeste mensen in Nederland bekend. Het traditioneel pro-Israëlische Nederlandse establishment beschouwt deze club als een gerespecteerde spreekbuis voor het Zionistische gedachtegoed, en geeft hen uitgebreid de ruimte te opereren als een pro-Israëlische lobby in het Nederlandse maatschappelijke en politieke bestel. In zekere zin kan het CIDI beschouwd worden als de zichtbare en hoorbare spreekbuis van het Israëlische regime in Nederland. Welke oorlogsmisdaden tegen het Palestijnse volk door dit regime ook maar gepleegd worden, het CIDI staat klaar om in de Nederlandse media, binnen politieke partijen en op universiteitsdebatten en andere publieke fora het Israëlische staatsterrorisme goed te praten, en zelfs neer te zetten als redelijk, menslievend, en geweld schuwend. Ondanks het feit dat het Zionisme inherent racistische elementen bevat die niet-Joden als inferieure wezens neerzetten, en dit in de dagelijkse praktijk van de Israëlische staat door middel van geïnstitutionaliseerde Apartheid ook in de praktijk brengt, blijft het CIDI een van de meest actieve en succesvolle groeperingen die in staat blijken te zijn het Zionisme als acceptabele ideologie te presenteren.
Maar er is meer. Deze organisatie doet immers ook haar best om in de Nederlandse publieke arena op te treden als spreekbuis voor de Joodse gemeenschap, en wordt door velen – maar niet allen – ook als zodanig ontvangen. Binnen dit kader is er volgens het CIDI een voortdurende toename van antisemitisme in de maatschappij, ondanks aanwijzingen dat er juist sprake zou zijn van een afname. De laatste jaren heeft het CIDI zich bovendien ook toenemend ingespannen om zichzelf te profileren als organisatie die zich in het algemeen inzet tegen discriminatie, door toenadering te zoeken en banden te smeden met organisaties van gediscrimineerde groeperingen in de maatschappij. De organisatie slaagt er hiermee in opkomende geluiden van anti-Zionisme (een beweging die de volledige gelijkwaardigheid van Joden en niet-Joden nastreeft en ook Joodse voorstanders heeft, zoals je elders op deze website kunt zien ) die door de historisch pro-Israëlische houding van het Nederlandse establishment slechts met moeite voet aan de grond krijgen, de kop in te drukken.
Het is van belang om dit aan de hand van enkele voorbeelden te illustreren. In 2006 werd het JMNA opgericht, het Joods-Marokkaans Netwerk Amsterdam, en was het CIDI een van de mede-oprichters. Onder de vleugels van Job Cohen werd dit netwerk opgezet om zich te verzetten tegen “uitingen van antisemitisme, islamofobie of andere vormen van discriminatie”, zoals in het startdocument duidelijk te lezen is. Op zichzelf een zeer nobel streven, uiteraard, maar je moet wel kijken met wie je hiervoor in zee gaat. De Marokkanen die de deelname van het CIDI aan deze activiteit accepteerden (zie het startdocument) lieten hier eigenlijk al mee zien het CIDI – en daarmee het Zionisme – als acceptabele partner te beschouwen in de strijd tegen discriminatie. De inherente tegenstrijdigheid van deze manier van denken is uiteraard overduidelijk, maar zou wellicht nog beter geïllustreerd kunnen worden door het maken van een analogie.
Is het denkbaar dat een Nazistische organisatie zich zou aansluiten bij een samenwerkingsverband tegen racisme? Zouden ze bijvoorbeeld welkom zijn op een Anne Frank-bijeenkomst, in een poging om hun ideologie op huichelachtige wijze neer te zetten als ‘niet anti-Joods’? Wat de meeste Nederlanders betreft terecht niet, maar om dezelfde reden is het toelaten van een Zionistische organisatie binnen een andere context van anti-discriminatie evenzeer onaanvaardbaar, omdat het hen de mogelijkheid biedt het racistische karakter van hun ideologie wit te wassen. Toch werd dit samenwerkingsverband aangegaan, en is het JMNA tot op heden nog steeds actief.
Dat het voor de betreffende leden van de Marokkaanse gemeenschap hierna onmogelijk blijkt nog een grens te trekken tussen het aanvaardbare en het onaanvaardbare ligt sterk voor de hand, maar wordt ook verder geïllustreerd doordat de stap naar gezellige feestjes met deelname van de Israëlische ambassadeur Haim Divon en de bekende Zionist Rabbijn Evers dan nog maar een heel kleine is. Een en ander is op deze website al eens eerder onder de aandacht gebracht, waarbij Fatima Elatik in deze bedenkelijke context op de foto te zien is. Zij zou toch beter moeten weten, denk je, dan met vertegenwoordigers van de Zionistische staat te poseren? Als normvervaging eenmaal toeslaat, baant het echter duidelijk de weg voor meer van hetzelfde. Normalisatie heet dat dus.
Een recenter voorbeeld van CIDI-activiteit op het gebied van anti-discriminatie is het anti-racisme evenement van anti-Zwarte-Piet activist Quinsy Gario, “Stop Racism! Celebrate Unity”, dat op 21 maart 2012 in Amsterdam werd georganiseerd. Uiteraard slaagde het CIDI er opnieuw in om zich als anti-racistische groepering neer te zetten, dankzij de goedgelovigheid en ongeinformeerdheid van de overige betrokkenen. Spreekster Esther Voet werd uitgenodigd om namens het CIDI het woord te voeren over ‘hun strijd tegen discriminatie en uitsluiting in Nederland’, tegelijk met vertegenwoordigers van onder andere het COC, Contactorgaan Moslims en Overheid en Zwarte Piet is Racisme. Het feit dat deze andere organisaties het CIDI – juist in een dergelijke context – als partner tolereerden kon geen sterkere witwassing zijn voor het Zionisme. Alweer werd de wolf in schaapskleren in staat gesteld zich tussen de schaapjes tegen het geweld van ‘andere’ wolven uit te spreken. Een kritisch stukje op Wijblijvenhier, waarin het behalve Quinsy ook Rajae el Mouhandiz werd verweten dat ze zich niets aantrok van de deelname van een racistische organisatie aan een anti-racisme evenement, was slechts een pleister op een voortdurend pussende wond.
Dat het CIDI zichzelf inmiddels als geaccepteerd mag beschouwen in anti-racisme kringen, werd echter zelden sterker onderstreept dan door de deelname van Mohamed Rabbae aan een vergelijkbare manifestatie tegen discriminatie, dat op zondagmiddag 30 september zal worden gehouden in de Amsterdamse Westerkerk. Het CIDI is hierbij weer van de partij, geheel in overeenstemming met het hen door de voorgaande gedogers aangereikte imago van ‘anti-discriminatie-groepering’.
Mohamed Rabbae staat bekend als iemand die zich vaak in het openbaar kritisch heeft uitgelaten over de Israëlische bezettingspolitiek. Toch blijkt hij er geen probleem in te zien het CIDI te accepteren als partner in een anti-discriminatie-activiteit, ondanks het feit dat hij desgevraagd zegt geen hoge dunk te hebben van het CIDI. Ook houdt hij vol dat hij niet samenwerkt met het CIDI , ondanks het feit dat zijn naam samen met CIDI-leden ook terug te vinden is in het eerder genoemde JMNA-startdocument. De onderzoeker van het CIDI die in de Westerkerk-bijeenkomst meedoet, zo stelt Rabbae, is door de Joodse Liberale Gemeente naar voren gebracht, en kon om deze reden niet geweigerd worden. Hij is het er echter niet mee eens dat hij door deze voortdurende witwassing van het CIDI bijdraagt aan de normalisatie van het Zionisme, en daarmee dus van een hardnekkige vorm van tot op staatsniveau geïnstitutionaliseerd racisme.
Het is buitengewoon desillusionerend dat iemand zoals Rabbae zich hiervoor laat lenen, temeer omdat het in zijn geval niet goedgepraat kan worden onder het mom van gebrek aan informatie. Als het inderdaad zo is dat Rabbae kritiek heeft op de Israëlische politiek maar desondanks respect op weet te brengen voor het Zionisme, een racistische ideologie die dit racisme op bloederige wijze tastbaar en voelbaar maakt door de praktijken van etnische zuivering jegens het Palestijnse volk, dan moet ik het misschien mezelf maar eens beginnen te verwijten dat ik me in hem heb vergist. Ik heb immers meermalen met hem deelgenomen aan activiteiten tegen racisme en tegen het geweld van de Zionistische staat. Misschien is het inderdaad zo dat zijn gedachtenwereld nog steeds gevangen zit in de misleidende Oslo-dynamiek van ‘twee volkeren die allebei welwillend zijn maar het niet eens kunnen worden over de verdeling van grondgebied’. Een gedachtegoed dat voorbijgaat aan de etnische zuivering van 800,000 Palestijnen in 1948 ten behoeve van de stichting van een Apartheidsstaat, die de Joden als ‘uitverkoren volk’ exclusieve rechten verleent ten koste van de oorspronkelijke bewoners van het land, en op steeds verdergaande wijze zijn racistische politiek van onderdrukking en uitsluiting op de Palestijnen uitstort.
Het CIDI is, evenmin als aanhangers van vergelijkbare gedachtestromingen zoals Nazi’s, KKK of andere racistische groeperingen, die de ene mens boven de andere verheffen op grond van afkomst, cultuur of ras, geen acceptabele partner in de strijd tegen discriminatie. Wie hen op een dergelijk podium toelaat maakt zich schuldig aan het witwassen van keiharde racistische politiek en Apartheid. Het afwijzen van de Israëlische bezetting maakt je nog geen strijder tegen racisme. Dat is immers het minimum waar iemand die respect heeft voor het internationaal recht zijn handtekening onder zou moeten zetten – al zal het CIDI dat uiteraard nooit doen. Het werkelijke probleem is niet de Israëlische bezetting, maar de racistische ideologie die zowel de eerder genoemde etnische zuivering van de Palestijnen op zijn geweten heeft, alsook deze met het internationaal recht in strijd zijnde bezetting. Deze ideologie heet Zionisme, en is in Nederland als sterkst vertegenwoordigd door het CIDI.
Dat het Zionisme zich in weerwil van al zijn bloedige wreedheid en landdiefstal jegens niet-Joden probeert voor te doen als menslievende beweging die met iedereen het beste voorheeft, kennen we al via de huichelachtige woorden van oorlogsmisdadigers als Netanyahu, Ariel Sharon, Shaul Mofaz en Shimon Peres. Als je het jezelf toelaat Zionisten bij deze vermomming een handje te helpen door hen de kans te geven zich als discriminatiebestrijders voor te doen, sla je een figuur als modder in de strijd voor gelijke rechten van de mens. Waarvan akte.
Recent Comments